Menu

Dyslexie, waar hebben we het dan over?

Inleiding
Dyslexie (uit het Grieks δυς- dys- (“beperkt”) en λέξις lexis (“woord”), dus beperkt lezen) (ook wel als woordblindheid aangeduid) is een verzamelnaam voor een aantal aandoeningen die gepaard gaan met problemen met vooral geschreven taal. Er zijn verschillende vormen en gradaties van dyslexie met mogelijk verschillende achterliggende oorzaken. Er zijn sterke aanwijzingen dat erfelijkheid een rol speelt bij dyslexie.

Onderzoek
Oswald Berkhan was de eerste die in 1881 de aandoening beschreef. Echter, zes jaar later, in 1887, bedacht Rudolf Berlin de term ‘dyslexie’. Een jongen met een normale intelligentie, die moeite had met lezen en schrijven. Bij hem werd voor het eerst de diagnose ‘dyslexie’ gebruikt.
De oorzaak van deze aandoening ligt op neurologisch gebied. Er bestaan veel verschillende vormen van dyslexie, waarbij de hersenen de interpretatie van auditieve en visuele informatie niet juist uitvoeren.
Hierdoor gaan de hersenen dit compenseren door andere hersenfuncties toe te passen. De gradatie van de aandoening speelt hierbij een belangrijke rol. Als de aandoening vroeg wordt ontdekt kan deze door middel van oefeningen en stimulering tot een beter functioneren van de hersenen op dit gebied leiden. Naast leesvaardigheid, woordenschat en spelling kan de aandoening ook betrekking hebben op spraak, handschrift, gehoor en schrijven.

Diagnose
In Nederland mag de diagnose dyslexie enkel gesteld worden door een arts, psycholoog of een orthopedagoog met een basisaantekening psychodiagnostiek (BAPD) en daarbij een speciale aantekening voor het stellen van de diagnose dyslexie. In Vlaanderen zijn ook Masters en Bachelors in de logopedie daarvoor opgeleid.
Voor het vaststellen van de diagnose moet worden uitgesloten dat de lees- en spellingproblemen een andere oorzaak hebben, zoals een andere stoornis of slecht lees- en spellingonderwijs op de basisschool. Daarnaast moet worden aangetoond dat met kwalitatief goede bijlessen de achterstand niet ingelopen wordt.

Erfelijkheid
Dyslexie heeft de neiging familiegebonden te zijn, en familieleden van dyslectici hebben vaak andere taalproblemen. Dyslexie komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes en er zijn sterke aanwijzingen dat het erfelijk is. De kans dat een jongen dyslectisch wordt als zijn vader het ook is, is wellicht 50%. Dit is iets lager voor meisjes. Genmarkers op de chromosomen 1 en 15 zijn geïdentificeerd in dyslectische families en een connectie met chromosoom 6 in het gebied van het menselijk leukocyt complex verklaart wellicht een veel gerapporteerde associatie tussen dyslexie en auto-immuniteitsziekte[bron?]. Er zijn ook ontwikkelingen op neurologisch gebied. Er zijn aanwijzingen die wijzen in de richting van de perisylvanische gebieden en na onderzoek op overledenen werd een ongewone symmetrie van het planum temporale met corticale dysplasie en littekens gevonden.
De resultaten van grootschalig onderzoek bij tweelingen suggereren dat de gevoeligheid voor spraakklanken, gemeten door het gevoel voor rijm te testen, correleert met fonologische leesvaardigheden.

Kenmerken

Vroege jeugd
Dyslexie is een ontwikkelingsstoornis die personen van alle leeftijden betreft, maar de symptomen verschillen per leeftijd. Tijdens onderzoek bij kinderen onder de leeftijd van twee en half jaar met erfelijk risico is gebleken, dat er problemen zijn met de spraakproductie en grammaticale ontwikkeling. Hun woordenschat wordt dan trager dan bij andere kinderen tijdens de schoolleeftijd. Dit resulteert in een achterstand in fonologische ontwikkeling en kennis van het alfabet bij jonge schoolkinderen. Meldingen van ouders van achterstanden met spraak en taal bij kinderen met leesmoeilijkheden zijn gewoon in epidemiologische studies.

Latere jeugd
Dyslexie toont zich in volle omvang bij kinderen in de schoolgaande leeftijd. Hoewel in de meeste gevallen de spraakwaarneming intact is, hebben dyslectische kinderen moeite om na te denken over de geluidsstructuur van gesproken woorden. Zulke fonologische problemen maken het moeilijk te leren de verbinding te leggen tussen klanken en letters van gedrukte woorden. De meeste dyslectische kinderen hebben moeite met een fonetische benadering bij het lezen, en bij het spellen zijn ze niet in staat de klankstructuur van woorden weer te geven.
Hoewel dyslectische kinderen veel van hun problemen overwinnen, hebben ze later als volwassenen subtiele problemen met luisteren en lees- en schrijfvaardigheid. Door functioneel hersenonderzoek beginnen we te begrijpen waarom dit zo is. Het is gebleken dat wanneer dyslectische volwassenen moeten zeggen of woorden rijmen, en dus verbale kortetermijngeheugen taken moeten uitvoeren, ze alleen een deel van de hersengebieden gebruiken die normaal betrokken zijn. Waarschijnlijk is, dat hun fonologische moeilijkheden het gevolg zijn van een zwakke verbinding tussen de taalgebieden aan de voor- en achterkant van de linkerhersenhelft.

Onderzoeksresultaten
Kennis van de indicatoren voor leesvaardigheden en dyslexie heeft tot vernieuwingen in de behandeling geleid. Een baanbrekend onderzoek toonde aan dat kinderen die slecht presteerden in een fonologische verwerkingstaak voordat zij schoolgaand waren, duidelijk baat hadden bij een training in klankcategorisatie door middel van rijm en alliteratie, vooral wanneer dit gecombineerd werd met het leren van letterklanken. Als gevolg hiervan is bewezen dat training op het gebied van fonologische bewustheid gecombineerd met gestructureerde leesoefeningen, een effectieve behandeling is voor slechte lezers. Het geeft betere vooruitgang dan training in lezen of fonologische bewustheid alleen.

Twijfels
Er zijn zeer sterke aanwijzingen dat onverwachte leesproblemen bij kinderen veroorzaakt worden door taalstoornissen in het fonologisch gebied. Kinderen met leesmoeilijkheden hebben vaak ook vele psychosomatische problemen: klachten over hoofdpijn en moeilijkheden met zien zijn gewoon. Met een gedetailleerde beschrijving van het geval en de familiegeschiedenis kunnen dyslectische problemen ontdekt worden. Met standaardtesten bij kinderen voor de schoolgaande leeftijd kan gemakkelijk kennis van kinderrijmpjes en letters onderzocht worden.
Klinische (behandelings-) ervaringen laten zien dat het met betrekking tot dyslexie verkeerd is af te wachten en te zien hoe het kind zich ontwikkelt. Als er niets aan wordt gedaan kan een vertraging bij het leren lezen snel veranderen in een aanzienlijke leesstoornis.

Koos Dirkse

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *