Menu

Pijnstilling en zijn Gradatie

Pijnstilling, of pijnbestrijding, is een essentieel aspect van de medische zorg die gericht is op het verlichten van pijn, of deze nu acuut of chronisch is. Pijn kan een breed scala aan oorzaken hebben, variërend van letsel en ziekte tot chirurgische ingrepen. De behandeling van pijn is dan ook veelzijdig en moet worden afgestemd op de individuele behoeften van de patiënt. In dit artikel bespreken we de verschillende gradaties van pijnstilling en hoe deze worden toegepast.

Wat is pijn?
Pijn is een complex en subjectief fenomeen dat kan worden omschreven als een onaangename sensorische en emotionele ervaring geassocieerd met feitelijke of potentiële weefselbeschadiging. Het kan worden geclassificeerd in acute pijn, die plotseling optreedt en meestal een duidelijke oorzaak heeft, en chronische pijn, die langer aanhoudt en vaak moeilijker te behandelen is. De perceptie van pijn kan sterk variëren van persoon tot persoon, wat betekent dat een individuele benadering noodzakelijk is voor effectieve pijnbestrijding.

Pijnstillers
Er zijn veel verschillende pijnstillers die worden gebruikt om pijn te behandelen, elk met een andere werking en toepassing. Hier is een overzicht van de belangrijkste categorieën van pijnstillers, inclusief enkele veelgebruikte voorbeelden binnen elke categorie:

  1. Niet-opioïde analgetica
    • Paracetamol (Acetaminophen): Veel gebruikt voor milde tot matige pijn en koorts. (Voorbeelden: Panadol, Tylenol).
  2. Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s)
    Deze medicijnen hebben zowel pijnstillende als ontstekingsremmende effecten.

    • Ibuprofen: Algemeen gebruikt voor pijn, koorts, en ontsteking. (Voorbeelden: Advil, Nurofen).
    • Aspirine (Acetylsalicylzuur): Gebruikt voor pijn, ontsteking, en als bloedverdunner. (Voorbeelden: Aspro, Aspirine).
    • Naproxen: Gebruikt voor pijn en ontstekingsgerelateerde aandoeningen. (Voorbeelden: Aleve, Naprosyne).
    • Diclofenac: Gebruikt voor pijn en ontsteking. (Voorbeelden: Voltaren, Cataflam).
    • Ketoprofen: Gebruikt bij reumatische aandoeningen en acute pijn. (Voorbeelden: Orudis, Ketum).
    • Meloxicam: Een selectieve COX-2-remmer, gebruikt voor chronische pijn en ontsteking. (Voorbeelden: Mobic).
    • Celecoxib: Een COX-2-remmer die minder bijwerkingen heeft op de maag. (Voorbeelden: Celebrex).
  3. Opioïde analgetica
    Sterkere pijnstillers die werken op het centrale zenuwstelsel.

    • Morfine: Wordt gebruikt voor ernstige pijn. (Voorbeelden: MS Contin, Oramorph).
    • Oxycodon: Voor matige tot ernstige pijn. (Voorbeelden: OxyContin, Percocet, in combinatie met paracetamol).
    • Tramadol: Voor matige tot ernstige pijn, met een lager risico op verslaving dan sterke opioïden. (Voorbeelden: Tramal, Ultram).
    • Codeïne: Voor milde tot matige pijn, vaak in combinatie met andere analgetica. (Voorbeelden: Tylenol met codeïne, Paracod).
    • Fentanyl: Een zeer krachtige opioïde, gebruikt voor ernstige pijn, vaak bij kankerpatiënten. (Voorbeelden: Durogesic, Actiq).
    • Hydrocodon: Voor matige tot ernstige pijn. (Voorbeelden: Vicodin, in combinatie met paracetamol).
    • Methadon: Wordt soms gebruikt voor chronische pijn en als behandeling voor opioïde afhankelijkheid. (Voorbeelden: Methadose, Symoron).
  4. Co-analgetica of adjuvante analgetica
    Medicijnen die oorspronkelijk niet als pijnstillers zijn ontwikkeld, maar pijnstillende eigenschappen hebben bij bepaalde pijnsyndromen.

    • Antidepressiva: Voor neuropathische pijn. (Voorbeelden: Amitriptyline, Duloxetine).
    • Anti-epileptica: Voor zenuwpijn. (Voorbeelden: Gabapentine (Neurontin), Pregabaline (Lyrica)).
    • Corticosteroïden: Voor ontstekingsgerelateerde pijn. (Voorbeelden: Prednison, Dexamethason).
    • Muscle relaxants (Spierverslappers): Voor spierkrampen en spasmen. (Voorbeelden: Baclofen, Cyclobenzaprine).
  5. Lokale anesthetica
    Pijnstillers die lokaal werken om pijn in een specifiek gebied te verlichten.

    • Lidocaïne: Vaak gebruikt in pleisters of crèmes. (Voorbeelden: Lidoderm pleisters, EMLA crème).
    • Bupivacaïne: Gebruikt voor lokale en epidurale anesthesie. (Voorbeelden: Marcaine, Sensorcaine).
  6. Topische pijnstillers
    Gels, crèmes of pleisters die op de huid worden aangebracht.

    • Capsaïcine crème: Gebruikt voor zenuwpijn.
    • Diclofenac gel: Een NSAID-gel voor plaatselijke pijn. (Voorbeelden: Voltaren Emulgel).
  7. Combinatie pijnstillers
    Pijnstillers die meerdere werkzame stoffen combineren om effectiviteit te verhogen.

    • Paracetamol met codeïne (Voorbeelden: Paracod, Co-codamol).
    • Ibuprofen met paracetamol (Voorbeelden: Nuromol).
    • Oxycodon met paracetamol (Voorbeelden: Percocet).

Deze pijnstillers worden voorgeschreven op basis van de ernst van de pijn, het type pijn (bijv. acute of chronische pijn), en de individuele medische geschiedenis van de patiënt. Het is belangrijk om pijnstillers alleen te gebruiken zoals voorgeschreven door een arts, omdat sommige van deze medicijnen bijwerkingen kunnen hebben en risico’s met zich mee kunnen brengen, zoals verslaving of interacties met andere medicijnen.

Maagbeschermers
Deze worden vaak voorgeschreven om de maag te beschermen tegen irritatie of schade door bepaalde medicijnen. Hier zijn enkele veelvoorkomende medicijnen en omstandigheden, waarbij maagbeschermers zoals protonpompremmers (PPI’s) of H2-blokkers worden aanbevolen:

  1. Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s)
    Dit zijn pijnstillers zoals ibuprofen, naproxen, en diclofenac. Ze worden vaak gebruikt voor pijnbestrijding en ontstekingsremming, maar kunnen bij langdurig gebruik de maagwand irriteren en zweren of zelfs maagbloedingen veroorzaken.
  2. Corticosteroïden
    Medicijnen zoals prednison worden gebruikt voor hun ontstekingsremmende werking. Ze kunnen het risico op maagzweren verhogen, vooral bij langdurig gebruik of in combinatie met NSAID’s.
  3. Antistollingsmiddelen
    Middelen zoals aspirine (in lage doseringen voor hart- en vaatziekten), clopidogrel, en warfarine (bloedverdunners) kunnen de maagwand irriteren en het risico op maagbloedingen verhogen.
  4. Bepaalde antibiotica
    Bijvoorbeeld claritromycine en doxycycline, die de maagwand kunnen irriteren en klachten zoals misselijkheid en brandend maagzuur kunnen veroorzaken.
  5. Bepaalde antidepressiva
    Vooral selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) zoals fluoxetine en paroxetine, kunnen het risico op maagbloedingen verhogen, vooral in combinatie met NSAID’s.
  6. Bisfosfonaten
    Medicijnen zoals alendronaat en risedronaat, gebruikt voor osteoporose, kunnen de slokdarm en maag irriteren.
  7. Kaliumtabletten
    Deze kunnen de maagwand irriteren en zweren veroorzaken, vooral in hoge doseringen of bij langdurig gebruik.

Het gebruik van maagbeschermers hangt af van het individu, de duur van het medicijngebruik, en de persoonlijke medische geschiedenis. Het is belangrijk om altijd met een arts te overleggen of een maagbeschermer nodig is bij het gebruik van bepaalde medicijnen.

Koos Dirkse