Menu

Aan de woningnood wordt bijzonder weinig gedaan

Het Ministerie van Wederopbouw en daarna het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) speelden beide een belangrijke rol in de naoorlogse periode in Nederland, gericht op het herstellen van de schade veroorzaakt door de Tweede Wereldoorlog en het aanpakken van het woningtekort. Deze overheidsinstanties waren verantwoordelijk voor vraagstukken op het gebied van huisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling. Het ministerie van Wederopbouw werd opgericht in 1947 en ging in 1958 over op het Ministerie van VROM, dat in 2010 werd opgeheven 2010, ondanks de grote woningnood die heerste in ons land! De taken van VROM zijn toen overgeheveld naar andere ministeries, zoals het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het Woningtekort in Nederland in de laatste vijftig jaar
Het woningtekort in Nederland is al decennialang een terugkerend maatschappelijk probleem. De vraag naar woningen overtreft vaak het aanbod, wat heeft geleid tot schaarste, stijgende prijzen en beleidsmatige uitdagingen. Sinds de jaren 70 is de druk op de woningmarkt toegenomen, als gevolg van een combinatie van demografische, economische en beleidsmatige factoren. Dit artikel onderzoekt de belangrijkste ontwikkelingen in het woningtekort vanaf 1970 en hoe deze de huidige situatie hebben beïnvloed.

Jaren 70: Groei en Verstedelijking
In de jaren 70 kende Nederland een periode van verstedelijking en bevolkingsgroei. De wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog was grotendeels voltooid, maar de woningbehoefte bleef hoog. Veel mensen trokken van het platteland naar de steden, op zoek naar werk en een betere levensstandaard. Het woningaanbod kon de vraag echter niet bijhouden, waardoor er in sommige regio’s al snel tekorten ontstonden.
Daarnaast speelde de oliecrisis van 1973 een belangrijke rol. Deze economische schok leidde tot hogere bouwkosten en een vertraagde woningproductie. Het gebrek aan woningen werd verder versterkt door inefficiënties in de bouwsector en door een focus op grootschalige uitbreidingsprojecten in plaats van kleinschalige binnenstedelijke ontwikkeling.

Jaren 80: Bezuinigingen en Sociale Huisvesting
De jaren 80 stonden in het teken van economische recessie en overheidsbezuinigingen. Deze bezuinigingen troffen ook de woningbouwsector. De productie van sociale huurwoningen, die in de jaren 70 nog relatief hoog was, nam in deze periode af. Tegelijkertijd bleef de vraag naar betaalbare woningen toenemen, vooral onder jongere huishoudens en lage inkomensgroepen.
Een belangrijk gevolg van het woningtekort in deze periode was de groeiende wachtlijsten voor sociale huurwoningen. Voor veel mensen werd het moeilijker om toegang te krijgen tot betaalbare huisvesting, wat leidde tot toenemende ongelijkheid op de woningmarkt.

Jaren 90: Privatisering en Deregulering
In de jaren 90 veranderde het Nederlandse woningmarktbeleid ingrijpend. De overheid zette steeds meer in op privatisering en deregulering, met als doel de woningmarkt dynamischer te maken. Woningcorporaties werden gestimuleerd om meer marktgericht te opereren, en er werd minder geïnvesteerd in sociale woningbouw.
Hoewel deze maatregelen bedoeld waren om de woningmarkt flexibeler te maken, leidde het tegelijkertijd tot een verdere afname van het aantal betaalbare huurwoningen. De vraag naar koopwoningen steeg, mede door de dalende rente en fiscale voordelen zoals de hypotheekrenteaftrek, maar het aanbod kon nog steeds niet aan de vraag voldoen. Hierdoor begonnen de huizenprijzen voor het eerst substantieel te stijgen.

Jaren 2000-2010: Stijgende Prijzen en de Financiële Crisis
In de vroege jaren 2000 was er sprake van een huizenmarktboom. De vraag naar koopwoningen bereikte nieuwe hoogten, terwijl de nieuwbouwproductie achterbleef. Vooral in de grote steden, zoals Amsterdam en Utrecht, werden huizen steeds duurder. Dit zette druk op zowel kopers als huurders, die steeds meer moeite hadden om een betaalbare woning te vinden.
De financiële crisis van 2008 zorgde echter voor een abrupte omslag. De woningmarkt stortte in, wat leidde tot een tijdelijke afname van de vraag. Veel projectontwikkelaars stelden hun bouwprojecten uit of annuleerden ze zelfs, wat de woningproductie verder verminderde. Hoewel de huizenprijzen kortstondig daalden, nam het woningtekort in de jaren na de crisis alleen maar toe omdat de productie van nieuwe woningen sterk was vertraagd.

Huidige Situatie: Een Chronisch Woningtekort
Sinds het herstel van de woningmarkt in 2014 zijn de huizenprijzen opnieuw sterk gestegen. De bevolking is verder gegroeid, mede door migratie en een toenemende vergrijzing. De vraag naar woningen, zowel huur als koop, is nu hoger dan ooit, maar het aanbod blijft structureel te laag. Vooral starters, jonge gezinnen en lagere inkomensgroepen hebben moeite om een woning te vinden.
De overheid heeft de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen om het woningtekort aan te pakken, zoals het versnellen van nieuwbouwprojecten en het versoepelen van regelgeving voor projectontwikkelaars. Toch blijft de kloof tussen vraag en aanbod groot, en experts verwachten dat het woningtekort zonder ingrijpende veranderingen nog jaren zal aanhouden.

Woningentekort
Het exacte aantal woningen dat in tekort is per jaar vanaf 1970 verschilt afhankelijk van de bronnen, definities en meetmethoden. Het woningtekort wordt doorgaans gemeten in percentages of absolute aantallen van de benodigde woningvoorraad ten opzichte van de beschikbare voorraad. Een van de belangrijkste indicatoren is de zogenaamde “spanningsindicator”, die de verhouding tussen vraag en aanbod meet.
Hieronder een overzicht van enkele schattingen van het woningtekort in Nederland, gebaseerd op historische rapporten en cijfers van het CBS, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en andere onderzoeken. Dit is echter een indicatief overzicht omdat niet voor elk jaar exacte cijfers beschikbaar zijn.

Woningtekort in Nederland (schatting per jaar):

  • 1970: Het woningtekort werd begin jaren 70 geschat op ongeveer 300.000 woningen.
  • 1975: Circa 240.000 woningen tekort. In de jaren 70 vond een relatief hoge nieuwbouwproductie plaats, maar de bevolking groeide snel door urbanisatie en gezinsvorming.
  • 1980: Ongeveer 160.000 woningen tekort. Door economische crisis en bezuinigingen nam de woningproductie af.
  • 1985: Het tekort schommelt rond de 120.000-150.000 woningen. In deze jaren was de vraag naar sociale huurwoningen met name groot, maar nieuwbouw bleef achter.
  • 1990: Het woningtekort werd op ongeveer 100.000-120.000 geschat. De woningproductie bleef laag, maar de woningbehoefte was hoog, met name in de stedelijke gebieden.
  • 1995: Circa 120.000-150.000 woningen tekort. Door privatisering van de woningmarkt bleef de bouw van betaalbare huurwoningen achter.
  • 2000: Het woningtekort wordt geschat op ongeveer 150.000 woningen. De vraag naar koopwoningen groeide in deze periode snel door de lage rentestanden.
  • 2005: Ongeveer 180.000 woningen tekort. De huizenprijzen stegen aanzienlijk, vooral in de Randstad, terwijl de nieuwbouw nog steeds traag verliep.
  • 2010: Circa 200.000 woningen tekort. De financiële crisis van 2008 leidde tot vertraging in de woningbouw.
  • 2015: Ongeveer 180.000 woningen tekort. De huizenmarkt begon te herstellen na de crisis, maar de woningproductie bleef achter op de stijgende vraag.
  • 2020: Het woningtekort was gestegen tot ongeveer 331.000 woningen, volgens het PBL. Dit werd veroorzaakt door bevolkingsgroei, migratie en onvoldoende nieuwbouw.
  • 2023: Het woningtekort wordt geschat op ongeveer 390.000 woningen. Het kabinet heeft plannen aangekondigd om jaarlijks 100.000 woningen te bouwen, maar er zijn nog veel obstakels zoals het tekort aan bouwlocaties en personeel.

Bronnen en Methoden
Het meten van het woningtekort is een complexe zaak die afhankelijk is van verschillende factoren, zoals demografische ontwikkelingen, beleidsmaatregelen en economische schommelingen. Onder andere het CBS en het Planbureau voor de Leefomgeving publiceren periodiek rapporten met schattingen over de woningvoorraad en de woningbehoefte.

Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting (1947-1958)

  • Oprichting
    Het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting werd in 1947 opgericht, kort na de Tweede Wereldoorlog. De oprichting was gericht op het coördineren van de wederopbouw van Nederland, dat ernstig beschadigd was door de oorlog, en op het aanpakken van het enorme woningtekort.
  • Taken
    Het ministerie hield zich bezig met zowel de fysieke wederopbouw van infrastructuur en woningen als de volkshuisvesting. De woningnood was een groot probleem, en er moest op grote schaal worden gebouwd.
  • Opheffing
    In 1958 werd het ministerie opgeheven. De taken met betrekking tot de wederopbouw waren grotendeels afgerond en het aspect van volkshuisvesting werd belangrijker.

Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (1958-1965)

  • Na de opheffing van het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting werd een nieuw Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening opgericht in 1958. Dit ministerie legde de focus op volkshuisvesting en de ruimtelijke ordening van Nederland, waaronder de inrichting van stedelijke en landelijke gebieden.
  • Dit ministerie werd in 1965 uitgebreid tot Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM).

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) (1982-2010)

  • In 1982 werd het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) opgericht. Dit ministerie was verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van huisvesting, ruimtelijke ordening en milieu.
  • Het Ministerie van VROM werd in 2010 opgeheven. De taken van dit ministerie werden verdeeld over andere ministeries. Zo kwamen volkshuisvesting en ruimtelijke ordening onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te vallen en milieubeheer werd overgenomen door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (nu Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat).

Herintroductie Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (2022)

  • In 2022 werd opnieuw een Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangesteld (Hugo de Jonge) binnen het kabinet-Rutte IV, als onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze minister richt zich specifiek op het aanpakken van het woningtekort en ruimtelijke vraagstukken.

De oprichting en opheffing van deze ministeries weerspiegelt de veranderende prioriteiten in de Nederlandse samenleving en politiek, vooral na de wederopbouwperiode en de groeiende aandacht voor milieubeheer en ruimtelijke ordening in de latere decennia.

Nieuwbouw Woningen
Het aantal nieuwbouw woningen is de laatste vijftig jaar enorm gedaald, van een kleine 150.000 in 1970 tot minder dan 70.000 in 2020. Hier volgt een overzicht:

  • 1970-1975
    De jaren ’70 begonnen met een zeer hoog aantal nieuwbouwwoningen, boven de 120.000 per jaar. Dit was een periode van forse woningbouw, mede gestimuleerd door overheidsbeleid.
    In 1970 bedroeg het aantal nieuwbouw nog 148.800 woningen, in 1975 was dit gedaald tot 120.700.
  • 1976-1979
    Eind jaren ’70 begon de woningbouw af te nemen, met een geleidelijke daling naar minder dan 100.000 woningen in 1979.
    In 1976 was het aan tal 117.000, in 1979 bedroeg dit 97.500.
  • 1980-1985
    Begin jaren ’80 zette deze daling door, mede door economische stagnatie, tot minder dan 70.000 woningen per jaar.
    Aantal in 1980 slechts 86.800, dalend in 1985 tot 66.700.
  • 1990-1999
    In de jaren ’90 bleef de woningbouw redelijk stabiel, met een jaarlijkse productie van 60.000 tot 75.000 woningen.
    n 1990 iets gestegen naar 75.000 om in 1990 weer te dalen naar 68.500.
  • 2006-2008
    Vlak voor de financiële crisis was er opnieuw een piek, waarbij er weer meer dan 80.000 woningen per jaar werden gebouwd.
  • 2010-2013
    De economische crisis zorgde voor een scherpe daling in woningbouw, met een dieptepunt van ongeveer 45.000 woningen in 2013.
    Het aantal nieuwbouwwoningen bedroeg in 2010 62.000 en daalde in 2013 tot 45.000.
  • 2016-2020: Vanaf 2016 zien we een gestage groei in het aantal nieuwbouwwoningen, waarbij het aantal richting 70.000 per jaar gaat.
    Bedroeg het aantal in 2016 54.300 om iets te stijgen in 2020 naar 69.000.

Antibeleid
Toen ik in de 70er jaren bij VROM werkte, kregen wij de opdracht om 140.000 woningen te bouwen per jaar, waarvan 80% in de sociale sector! Het is nu zo, dat als er een insect wordt gebonden met vijf poten, de gehele bouw wordt stilgelegd.
De woningnood neemt hand over hand toe. Kinderen moeten bij hun ouders blijven wonen, omdat ze niet aan een woning komen! Sterker nog: ondanks de woningnood heeft de overheid het ministerie van VROM in 2010 opgeheven!
In 2022 kwam het kabinet Rutte weer op het idee om een minister van Volkshuisvesting aan te stellen, Hugo de Jonge. Daar kwam niets van terecht!
Met het oog hierop heb ik dit overzicht opgesteld met het aantal nieuwbouwwoningen en de tekorten door de jaren heen. De overheid vindt het belangrijker om weilanden vol te plaatsen met zonnepanelen, terwijl hiervoor andere plekken voorhanden zijn. Horizonvervuiling! Plaats dan liever woningen. Ik hoop dat Den Haag dit eens ter harte neemt!

Conclusie
Het woningtekort in Nederland is een complex probleem dat al decennia voortduurt. Vanaf de jaren 70 hebben verschillende factoren bijgedragen aan de groeiende schaarste op de woningmarkt, zoals verstedelijking, economische crises en een veranderend overheidsbeleid. Ondanks verschillende pogingen om het probleem op te lossen, is het tekort de afgelopen jaren alleen maar groter geworden. Het woningtekort blijft een van de grootste uitdagingen voor Nederland, en vraagt om een structurele, langetermijnaanpak.

Tot slot
Het ministerie van VROM was mijn eerste werkgever. Ik heb daar gewerkt van oktober 1968 tot 1 januari 1981. Eerst om de kwaliteit van nieuwbouw te beoordelen, vervolgens de leiding over het onderzoek van Bewoners van Nieuwbouw en tot slot de automatisering van het Huur- en Subsidiebeleid en het beantwoorden van Kamervragen. Het blijft voor mij een politiek foute beslissing om zo’n belangrijk ministerie op te heffen, terwijl er een enorm woningtekort is. Onbegrijpelijk!

Koos Dirkse