Op donderdag 1 mei 2014 wilde ik een zak menthol-kruisdrop halen in een winkelcentrum. Het regende pijpenstelen, zodat ik in volle vaart van m’n auto naar de ingang rende. Tenminste, dat dacht ik. Het was niet tot me doorgedrongen dat het sluitingstijd was en al zeker niet dat de toegang al gesloten was. Ik ramde in volle vaart het raam naast de schuifdeuren. Een man naast me zei nog: meneer de schuifdeuren zitten aan die kant!
De klap was zo hard, dat er twee bewakers op mij afsnelden, vergezeld door een hoop publiek. Waarschijnlijk hadden ze het idee, dat er een bomaanslag was. Het contour van mijn gezicht stond afgebeeld in de ruit en het bloed stroomde uit wonden op mijn neus, bovenlip en mond.
De bewaking deed het rolluik weer omhoog en ik werd door hen en veel omstanders vergezeld naar een cafetaria, waar ik een enorme dot papier kreeg om het bloeden te stelpen. Dizzy liep ik terug naar mijn auto, zonder drop.
Huisarts
Alle contacten, die ik de afgelopen dagen heb gehad, hadden moeite om hun lachen in te houden.
Tijdens een vergadering, afgelopen dinsdag, werd mij gezegd, dat mijn neus enigszins scheef stond. Ik besloot daarom toch maar ’s middags een bezoek aan de huisarts te brengen.
Na een half uur in de wachtkamer starende gezichten op mij gericht te hebben gehad, werd ik door de huisarts lachend opgehaald onder de alerte uitspraak: meneer Dirkse, de raamknuffelaar. Komt u verder?
Zij heeft het prominente deel van mijn gezicht doorgrondig onderzocht en kwam tot de conclusie, dat er wel van enige scheefstand sprake was en dat er nogal wat inwendige zwellingen waren. Zij stelde een brief op voor de afdeling radiologie van het Diaconessenhuis Leiden en verzond die digitaal. Zonder verder actie te moeten nemen, kon ik er terecht.
Specialist
Vandaag was het zover. Ik meldde mij bij de receptie van radiologie en de balie-assistente verwees me vriendelijk naar de wachtkamer. Binnen nog geen vijf minuten haalde een laborante me op. Ze gaf aan, dat er van beschadigde neuzen niet vaak röntgenfoto’s worden gemaakt, omdat de arts meestal kan voelen of er sprake is van een breuk. Ondertussen had ze al contact gehad met de afdeling KNO en ik kon daar direct terecht. Bij deze afdeling aangekomen, werd ik opgewacht door een assistente die me vroeg even te wachten. Drie minuten later kwam de vriendelijke KNO-arts Dr. Otten. Hij vertelde me dat hij mij wel even tussendoor wilde onderzoeken (nb. tijdens zijn lunchpauze). Hij constateerde, dat er enige deviatie was en probeerde door palpatie de juiste stand weer te bereiken. Waarschijnlijk zal dit prominente gedeelte van mijn gezicht wel weer zijn juiste stand terugvinden als de zwellingen zijn verdwenen. Mocht dit niet het geval zijn, dan heeft deze scheefstand mijn gehele leven al een deel van mijn persoonlijkheid uitgemaakt.
Waarom schrijf ik dit?
Niet om mijn stomme handeling met alle gevolgen van dien zo graag te willen vertellen, maar om de wijze van communicatie en handelen van zorgverleners binnen het Diaconessenhuis Leiden weer te geven. Het is een middelgroot ziekenhuis. Grote ziekenhuizen zijn misschien wel goed, maar kleine ziekenhuizen zijn wellicht wel beter. Hier wordt in ieder geval nog zorg op mensenmaat verleend. Er is een uitstekende communicatie, die leidt tot een kwalitatief hoogstaande zorg, die ook nog onovertrefbaar vriendelijk en snel is.
Dit was een ervaring, die de doemdenkers over de teloorgang van de Nederlandse ziekenhuiszorg direct afstraft. Een ervaring, die mij iedere keer weer opvalt, bij een bezoek aan dit ziekenhuis: korte wachtlijsten, uitstekende planning en vriendelijk en bekwaam personeel.
Het is mij opgevallen, dat dit zorg is die nog met plezier door zorgverleners wordt verleend, zonder “hulp” van buitenstaanders, de managers die helaas zoveel kostbare zorg verzieken.