Menu

Onder een warm dekbed

We staan er nauwelijks bij stil, maar slapen in een warm bed is voor velen in Nederland geen vanzelfsprekendheid meer. Dit artikel is een pleidooi voor bewustzijn en menselijkheid. Een oproep om stil te staan bij wat wij als normaal beschouwen en wat voor een ander onbereikbaar is geworden.

Stel je voor: je ligt in bed. Warm. Stil. Veilig. Je weet waar je bent. Je weet dat niemand onverwachts binnenkomt. Je weet dat er morgenochtend koffie is, dat je een douche kunt nemen, dat je spullen veilig zijn. Misschien hoor je het zachte gezoem van de verwarming, of de regen tegen het raam. Je draait je nog eens om, misschien met een zucht van tevredenheid.

Wat een vanzelfsprekendheid lijkt, is voor duizenden mensen in Nederland een onbereikbaar ideaal geworden.

De realiteit van de straat

Want terwijl jij onder een dekbed ligt, ligt iemand anders onder een brug, in een portiek, op een bankje in een park, zonder verwarming, zonder toilet, zonder stilte, misschien in de kou, misschien bang om bestolen of aangevallen te worden, geen privacy, geen rust, geen veiligheid.

In Nederland zijn er volgens het CBS meer dan 32.000 mensen officieel dakloos. Maar dat cijfer verbergt de echte omvang. Het telt de onzichtbare daklozen niet mee, jongeren die van bank naar bank hoppen, mensen die in hun auto slapen, vrouwen die onderduiken voor hun ex en geen uitweg zien. Het werkelijke aantal wordt geschat op minstens het dubbele.

Neem Ilse (47), moeder van twee, jarenlang werkzaam in de kinderopvang. Na een scheiding, het verlies van haar baan en een paar ongelukkige gebeurtenissen kwam ze in een neerwaartse spiraal terecht. Geen adres betekent geen toeslagen. Geen adres betekent geen sollicitaties. Geen adres betekent geen menselijkheid meer, zo vertelt ze. “Ik had ineens geen rechten meer, alleen maar schaamte.”

Vanzelfsprekendheden zijn privileges

Wij zijn het normaal gaan vinden dat we in een warm huis wonen. Dat we een sleutel hebben van onze eigen voordeur. Dat er een douche is, een koelkast, een bed. Maar voor wie op straat leeft, zijn dat privileges. Die zachte matras, die veilige vier muren, dat kopje thee, het zijn allemaal dingen waarvan iemand anders alleen maar kan dromen.

En wat misschien het meest pijn doet: we kijken vaak weg. We lopen om iemand heen. We vinden het ongemakkelijk. Of erger nog: we oordelen. ‘Eigen schuld.’ ‘Had-ie maar zijn leven op orde moeten houden.’ Maar niemand kiest vrijwillig voor een slaapplaats in de regen. Niemand verlangt naar vernedering, naar angst, naar kou.

Een oproep tot menselijkheid

Dit is geen pleidooi om medelijden te hebben. Dit is een oproep tot menselijkheid. Tot bewustzijn. Tot actie.
Want de beschaving van een samenleving blijkt niet uit haar economie of haar infrastructuur, maar uit de manier waarop zij omgaat met haar kwetsbaren.

We moeten onszelf de vraag stellen: hoe kan het dat in een welvarend land als Nederland duizenden mensen geen dak boven hun hoofd hebben? Waarom zijn sociale vangnetten poreus geworden? Waarom worden huurprijzen onbetaalbaar, opvangplekken afgeschaald en bureaucratische eisen zo onmenselijk dat mensen erdoorheen vallen?

Wat kunnen wij doen?

  • Erken de mens achter de dakloze. Een groet, een praatje, een warme koffie, het is klein, maar het erkent iemands bestaan.

  • Steun organisaties die zich inzetten voor opvang, begeleiding en structurele oplossingen.

  • Vraag politiek verantwoordelijkheid. Huisvesting is geen luxe, maar een recht. Gemeenten en het Rijk moeten investeren in sociale woningen, laagdrempelige opvang en schuldhulpverlening.

  • Wees dankbaar. Niet uit schuldgevoel, maar uit bewustzijn. Zolang jij een veilige plek hebt om te slapen, heb je iets kostbaars. Iets wat we nooit als vanzelfsprekend zouden mogen beschouwen.

Dus vanavond, als je onder de dekens kruipt, doe dan dit ene: besef hoe goed je het hebt. En denk aan wie dat niet heeft. Niet als een ver-van-je-bed-show, maar als een oproep tot rechtvaardigheid.

Koos Dirkse