Een migratie onderzoek leerde dat een specialisme meer DOT’s dan DBC’s zal scoren. Niet vreemd, de granulariteit neemt toe (zie de afsluitregels van de DOT). Tot zover begrijpelijk. Maar het tegengestelde hebben we ook waargenomen: minder DOT’s dan gefactureerde DBC’s. Dat duidt zonder meer op ‘handig’ registreren. Dat kan natuurlijk ook met DOT’s, weliswaar op een andere wijze.
Zijn de DOT’s nu op een of andere manier vergelijkbaar met de DBC’s? Nee, zo eenvoudig ligt het niet. Boven de DOT’s staat de registratie van het zorgtraject, dat zou inzicht moeten bieden in de producten, de DOT’s die je per zorgtraject terugziet.
Mooi denk je, dan kun je de produktie van ziekenhuizen vergelijken. Dat gaat ook al niet gemakkelijk, omdat het een specialistenregistratie is en niets, maar dan ook niets over de morbiditeit van de behandelde patiënt vertelt. Je vergelijkt dus appels met peren: wat er bij het ene ziekenhuis bij specialisme A geregistreerd is, wordt bij het andere ziekenhuis bij B geteld.
Hoe de zorgverzekeraars ooit tot juiste prijsafspraken voor een DOT komen is volkomen duister.
Tijd voor verandering: de patiënt centraal. De registratie van de morbiditeit en comorbiditeit, ongeacht de behandelend specialismen. Inzicht in de werkelijke problemen, het aantal behandelde patiënten en de over- en onderbehandeling.
De zorgverzekeraar betaalt een prijs voor de integrale behandeling en de bij de behandeling betrokken specialisten worden door het bestuur vanuit dat bedrag betaald.