Menu

Geneesmiddelen

Medicijnen, een ander woord voor geneesmiddelen, zijn chemische stoffen, die gewenste werking op het lichaam van een dier of mens uitoefenen. De wetenschappelijke studie van de geneesmiddelen valt onder de farmacologie of geneesmiddelenleer. Als een zorgverlener een geneesmiddel voorschrijft wordt dit ook wel farmacotherapie of geneesmiddelentherapie genoemd. Wist u dat geneesmiddelen een oorsprong hebben van een plantaardige, dierlijke of andere biologische stof, zoals respectievelijk de alkaloïden, bepaalde insulines of penicillinen, maar de meeste worden tegenwoordig synthetisch gemaakt.

Europese richtlijn
In de Europese richtlijn (2001/83/EG) wordt volgende definitie gegeven: “Geneesmiddel: elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij de mens of elke enkelvoudige of samengestelde substantie die bij de mens kan worden gebruikt of aan de mens kan worden toegediend om hetzij fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, hetzij om een medische diagnose te stellen” (nieuwe definitie ingevoerd door de Europese richtlijn 2004/27/EG van 31 maart 2004)

Volgens deze wettelijke definitie hoeft een geneesmiddel dus niet altijd te genezen. De volgende middelen vallen onder de definitie van geneesmiddel:

  • middelen die dienen om fysiologische functies bij de mens te herstellen, verbeteren of wijzigen – bv. een middel dat gebruikt wordt bij te hoog cholesterol of te hoge bloeddruk.

Indelingen
Geneesmiddelen kunnen op veel manieren worden ingedeeld: gangbare methoden zijn:

  • naar therapeutisch doel, bv. preventieve middelen;
  • naar therapeutisch effect, bv. bloeddrukverlagende middelen;
  • naar orgaansystemen van het menselijk lichaam;
  • naar chemische structuur, bv. benzodiazepinen;
  • naar werkingsstrategie, bv. substitutie;
  • naar werkingswijze of werkingsmechanisme, bv. alkylerende agentia;
  • naar oorsprong, bv. digitalisglycosiden;
  • naar verstrekkingsregels, bv. Opiumwet-middelen;
  • naar toedieningsweg, bv. zetpillen;
  • naar verstrekkingsvorm, bv. capsules of tabletten;
  • naar werkingsduur, bv. langwerkende slaapmiddelen;
  • naar de manier waarop ze uit het lichaam worden verwijderd, bv. middelen met renale klaring.

Een indeling die internationaal zeer veel wordt gebruikt is de ATC-classificatie. ATC staat voor Anatomisch Therapeutisch Chemisch. Deze classificatie werd door de Wereldgezondheidsorganisatie in Noorwegen toegekend. Een ATC-code voor een geneesmiddel bestaat uit 7 letters/cijfers, onderverdeeld in 5 niveaus. Het geneesmiddel Metformine (een middel bij diabetes) wordt bijvoorbeeld als volgt ingedeeld:
A – maag-darmkanaal en metabolisme (niveau 1: anatomische hoofdgroep)
A10 – geneesmiddelen gebruikt bij diabetes (niveau 2: therapeutische subgroep)
A10B – orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen (niveau 3: farmacologische subgroep)
A10BA – biguaniden (niveau 4: chemische subgroep)
A10BA02 – metformine (niveau 5: chemische stofnaam)

Indeling naar therapeutisch doel

  • Causale therapie: bestrijden van de oorzaak van een ziekte
  • Symptomatische therapie: bestrijden van de gevolgen van een ziekte
  • Palliatieve therapie: verlichten van pijn (genezen is geen doel, vaak bij terminale patiënten)
  • Preventieve therapie: voorkomen van een ziekte
  • Diagnostische toediening: het toedienen van een stof met als doel uit te vinden aan welke aandoening de patiënt lijdt of welke de oorzaak van de aandoening is.

De grens tussen deze indelingen is om allerlei redenen niet zo heel scherp:

  • Zo is wat vandaag de oorzaak van een bepaalde ziekte lijkt, misschien morgen slechts een gevolg en ligt de oorzaak dieper. Zo dacht men vroeger dat een combinatie van stress en maagzuur de oorzaak van maagzweren was. Het maagzuur neutraliseren of de productie ervan onderdrukken was dan een causale therapie. Nu weet men dat de hoofdoorzaak van maagzweren een bacterie is (Helicobacter pylori) en is een antibacteriële therapie de meest causale therapie geworden.
  • Het gevolg van een ziekte is tegelijkertijd vaak de oorzaak van een volgende ziekte. Is het bestrijden van het gevolg dan een symptomatische of een preventieve therapie?

Indeling naar orgaansysteem:

  • het centraal zenuwstelsel (bv. neurodepressiva, psycholeptica, neurostimulantia en psychoanaleptica, ook wel bekend onder de verzamelnaam psychofarmaca)
  • hart en bloedvaten (tractus circulatorius)
  • het bloed
  • het maag-darmstelsel (tractus digestivus)
  • het ademhalingsstelsel (tractus respiratorius)
  • de nieren en urinewegen (tractus uropoeticus)
  • het genitaal stelsel (tractus genitalis)
  • het spierstelsel
  • de huid (dermatologica)
  • mond/keel/neus/oor (otologica)
  • de ogen (ophtalmologica)
  • de immuniteit (vaccins)
  • het hormonaal systeem, (hormonen)
  • de stofwisseling
  • infecties (antimicrobiële farmaca)
  • vitaminen, mineralen en tonica
  • analgetica, antipyretische en anti-inflammatoire geneesmiddelen
  • narcotische analgetica
  • anesthesie
  • antitumorale geneesmiddelen (cytostatica, en andere)
  • diagnostica
  • tegengiffen (antidota)
  • aanvullende middelen (suppletiepreparaten, infusievloeistoffen, plasmavervangingsmiddelen, en andere).

Indeling naar toedieningsvorm
Geneesmiddelen kunnen op allerlei wijzen worden toegediend:

  • oraal (via mond en slokdarm) – tablet, dragee, capsule, drank, poeder
  • intraveneus (d.m.v. injectie in een ader)
  • intramusculair (injectie in een spier)
  • subcutaan (onderhuidse injectie)
  • rectaal (via de anus) – zetpil, klysma
  • op de slijmvliezen.
    • verstuiving – mondspray, neusspray
    • spoeling – gorgeldrank (gargarisma), mondspoeling (collutio), oogwater (collyrium)
    • indruppeling – oogdruppels (oculoguttae), neusdruppels (guttae nasales) en oordruppels
  • via de longen (middelen voor inhalatie)
  • op de huid (dermaal) – zalf, crème, lotion, pasta)
  • door de huid (transdermaal) – pleister (fentanyl, nicotine, oestrogeen) en (het diergeneeskundig) overgietpreparaat (pour-on) (ivermectine).

Werking
Het farmacologisch effect van een farmacon treedt pas op als er drie fasen zijn doorlopen, te weten:

  1. Farmaceutische fase: de toedieningsvorm (tablet, dragee, capsule) valt uiteen en het farmacon komt vrij en lost op
  2. Farmacokinetische fase: opname (meestal door diffusie), verdeling (of distributie) over het lichaam, en eliminatie door metabolisme (biotransformatie of afbraak) en excretie (uitscheiding)
  3. Farmacodynamische fase: farmacon-receptor interactie in het doelweefsel.
    Als na toediening van het medicijn al het aanwezige farmacon in opgeloste vorm komt, dan is de farmaceutische beschikbaarheid 100%. Als al het opgeloste farmacon ook daadwerkelijk via de opnameprocessen in de algehele lichaamscirculatie terecht komt, dan is de biologische beschikbaarheid 100%.

Registratie van en toezicht op geneesmiddelen
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is een instelling, die de kwaliteit van geneesmiddelen bewaakt en beoordeelt voor mens en dier. Het CBG is verantwoordelijk voor de toelating en bewaking van werkzame geneesmiddelen op de markt.

Problemen met geneesmiddelen
Door diverse oorzaken kunnen er problemen optreden als gevolg van het gebruik van geneesmiddelen. Het aantal doden als gevolg van medicatiefouten is sterk toegenomen.

Geneesmiddelbewaking
Een belangrijke functie van de apotheek is tegenwoordig ook medicatiebewaking. a) Het is belangrijk dat de apotheek een goed overzicht heeft van alle middelen die door een bepaalde patiënt worden gebruikt omdat dan problemen die kunnen optreden bij het gelijktijdig innemen van verschillende middelen kunnen worden gesignaleerd. b) Ook is het voor de apotheek belangrijk om enig inzicht te hebben in sommige onderliggende aandoeningen (b.v maagzweren) die van grote invloed kunnen zijn op de te kiezen medicatie in sommige gevallen. c) Tenslotte is het belangrijk dat bekende overgevoeligheden van de patiënt ook bij de apotheek bekend zijn. De meeste apotheken gebruiken hiervoor speciaal ontwikkelde computersystemen die vaak een zekere koppeling hebben met de computersystemen van huisartsen.

Werkingen en bijwerkingen
Naast de gewenste effecten hebben vrijwel alle werkzame geneesmiddelen ook bijwerkingen, effecten waarvoor ze niet worden toegediend en die deels storend of schadelijk zijn. Misselijkheid is een van de meest voorkomende. Een aantal bijwerkingen kan overigens altijd ook aan het placebo-effect worden toegeschreven: zelfs als men onwerkzame middelen geeft (bijv tabletten geperste poedersuiker) zal een aanzienlijk deel van de gebruikers bijwerkingen rapporteren, meestal misselijkheid en/of hoofdpijn. Niettemin komen ook niet-placebo-bijwerkingen veel voor en kunnen ze een reden zijn om het gebruik te staken of naar een ander middel om te zien. Van een middel voor een onschuldige kwaal worden uiteraard minder bijwerkingen geaccepteerd dan van middelen tegen ernstige ziekten. Als een medicijngebruiker meerdere soorten medicijnen tegelijkertijd gebruikt, is het raadzaam alert te zijn op wisselwerking.
Overlijden ten gevolge van bijwerkingen van geneesmiddelen komt relatief veel voor en is een belangrijke doodsoorzaak.

Gewenning en verslaving
Sommige geneesmiddelen worden bij gebruik door een groot aantal patiënten als plezierig ervaren, zodat de neiging bestaat ze ook te nemen als dit medisch gezien niet nodig is. Het gaat hierbij vooral om kalmerende middelen, slaapmiddelen en sterke pijnstillers uit de opiatengroep; maar ook om sommige opwekkende middelen. De wetgever heeft aan het verstrekken van deze middelen meestal extra strenge eisen gesteld; ze zijn in ieder geval alleen op recept verkrijgbaar, en vallen soms onder de Opiumwet.

Kruidengeneesmiddelen
Kruidengeneesmiddelen worden soms (foutief!) gezien of aangeprezen als ‘onschuldiger’ of ‘natuurlijker’ dan andere ‘reguliere’ middelen. Aangezien het (meestal)gaat om planten of delen daarvan waarvan het gehalte aan werkzame stof nogal kan wisselen door verschillende groei-, oogst- en bewaaromstandigheden is standaardisering noodzakelijk om een dosering te kunnen bepalen. Standaardisering betekent praktisch dat de concentratie van de werkzame stof of stoffen worden getest. Op het label zal de concentratie worden vermeld. Niet alle kruiden worden gestandaardiseerd aangeboden en dat betekent dat doseren moeilijker is. Voor niet-gestandaardiseerde kruiden geldt: het blijven natuurproducten; hoe ze worden gedroogd, opgeslagen en ook hoe lang ze worden bewaard, heeft invloed op de krachtigheid. Kruidengeneesmiddelen worden niet beoordeeld door een landelijk college op basis van objectief en reproduceerbaar wetenschappelijk onderzoek, net zo min als de aanzienlijke hoeveelheid bestaande reguliere geneesmiddelen van voor het tijdperk van het dubbelblindonderzoeken. Kruidengeneesmiddelen kunnen ook bijwerkingen hebben, zoals bij bijv. het Sint-Janskruid. ‘Natuurlijk’ op zich is verder geen automatische aanbeveling: ook strychnine, arsenicum en veel andere sterke vergiften zijn zuivere natuurproducten. Kruiden kunnen ook interageren met reguliere middelen. Omdat artsen vaak geen kennis hebben van kruiden, en zeker niet van interacties, kunnen operatieanesthesisten voor moeilijke vraagstukken komen te staan bij een operatie. Vaak worden verder ‘homeopathische’ en ‘natuurlijke’ middelen door elkaar gehaald.

Homeopathische geneesmiddelen
Een homeopathisch geneesmiddel is een middel dat wordt gemaakt volgens de principes van de homeopathie, met name het idee dat een ziekte kan worden bestreden door een middel dat in hoge dosering vergelijkbare klachten zou geven toe te dienen maar in een veel lagere dosering; Een bepaald gif dat jeuk veroorzaakt zou dan sterk verdund juist jeuk bestrijden
voorts zouden dergelijke doseringen sterker werken naarmate de werkzame stof stapsgewijs verder wordt verdund en geschud (potentiëren).
De principes achter de homeopathie (gelijksoortigheidsbeginsel: similia similibus curentur) en de principes van de conventionele geneeskunde (Curantur contraria contrariis – zie Hypocrates) zijn tegenoverliggende uitersten die volgens een groot aantal mensen niet samen kunnen gaan.
Homeopathische middelen vallen in Nederland onder de Geneesmiddelenwet. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) beoordeelt bij de registratie ervan voornamelijk de kwaliteitsaspecten en laat de werkzaamheid buiten beschouwing. Om deze reden moeten alle homeopathische geneesmiddelen in Nederland een verplichte vermelding op het etiket voeren waarin wordt vermeld dat de werkzaamheid niet met wetenschappelijke criteria is beoordeeld.

Traditionele medicijnen
Gedroogde haaientong: een traditioneel Chinees medicijn. Dit zijn medicijnen die sinds lange tijd gebruikt worden voor diverse kwaaltjes of om de gezondheid te verbeteren. Een deel van de traditionele medicijnen is erop gericht de potentie te verhogen. Het betreft hier bijvoorbeeld het gedroogde en gemalen schild van de schildpad, de hoorn van de neushoorn, delen van de tijger, gedroogde haaientong en verschillende gedroogde dieren als zeepaardjes, zeekomkommers, slangen en hagedissen. De werking van deze potentieverhogers is zeer twijfelachtig, en veel diersoorten die verwerkt worden tot medicijn zijn niet meer algemeen of zeldzaam. Een aantal schildpadden, zoals de Ambonese doosschildpad staan op de rand van uitsterven door de massale vangst voor verwerking tot traditioneel medicijn (Asian Turtle Crisis).

Enkele begrippen
Posologie of dosering: is de gewone dosis van het geneesmiddel. Zij hangt af van de ziekte, van de leeftijd van de patiënt, van zijn gewicht en van sommige andere factoren, zoals nierfunctie en leverfunctie.
Indicatie : de ziekte(s) waarvoor het geneesmiddel gebruikt wordt.
Contra-indicatie : de gevallen waarin het geneesmiddel gevaarlijk kan worden.
Bijsluiter: bijgevoegde folder met informatie over het geneesmiddel.
Therapeutische breedte: verschil of verhouding tussen effectieve en gevaarlijke dosering.

Koos Dirkse

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *