Menu

Wat weten we van bacteriën

Een bacterie is een microscopisch klein, eencellig organisme zonder celkern, een prokaryoot. Het DNA van bacteriën bestaat meestal uit een enkel ringvormig chromosoom, vaak vergezeld van één of meerdere plasmiden, die eveneens genetische informatie bevatten. Bacteriën kunnen onderling plasmiden uitwisselen (conjugatie).

Levensvormen
Levensvormen worden traditioneel ingedeeld in twee groepen: de prokaryoten, die de eubacteriën, cyanobacteriën (blauwalgen of blauwwieren) en archebacteriën omvatten, en de eukaryoten. Traditioneel wordt de term bacterie gebruikt voor eubacteria maar soms worden ook de archebacteria ermee aangeduid.
Bacteriën zijn overal. Veruit de meeste bacteriën zijn niet schadelijk voor de gezondheid. Veel bacteriën doen bijzonder nuttig werk, bijvoorbeeld in onze darmen. Ook worden ze ingezet in de industrie om bijvoorbeeld bepaalde soorten afval af te breken of om medicijnen te maken. Mycoplasma en fytoplasma zijn bijzondere bacteriën zonder celwand.

Morfologie
De grootte van een bacteriecel varieert van 0,0001 tot 0,02 mm, het meest voorkomende gemiddelde is 0,001 mm. Bacteriën zijn daarom de kleinste organismen die nog met een lichtmicroscoop waarneembaar zijn. De vorm van de bacteriën wordt gebruikt voor de systematische indeling, zonder dat daardoor tegelijk ook relaties in verwantschap worden aangegeven.
Op basis van vorm en ligging kan men al veel bacteriën van elkaar onderscheiden. Zo onderscheidt men coccen, die bolvormig zijn, staven, die een grote variatie in lengte, doorsnede en vorm kunnen hebben en spiraalvormige micro-organismen, die een kurkentrekkerstructuur of kommavorm hebben. Het kan ook verschillen hoe de cellen ten opzichte van elkaar liggen, doordat na de deling de cellen vaak op karakteristieke wijze bij elkaar blijven liggen. Zo kunnen coccen los liggen, maar ook in ketens (bv. streptokokken) of in groepjes (druiventros (Gr. stafylos)-vorm bij stafylokokken).

    • Eubacteriën zijn eencelligen, onvertakte bacteriën, die de grootste groep vormen en onderverdeeld zijn in:
      • coccen (bolvormige bacteriën), rond van vorm, bijvoorbeeld Streptococcus, Sarcina.
      • bacillen (staafvormig), bijvoorbeeld nitraatbacterie, pestbacterie
      • vibrionen (kommabacillen), gebogen staafjes in de vorm van een deel van een spiraal, bijvoorbeeld Vibrio cholerae
      • spirillen (spiraalbacteriën), spiraalvormige gewonden staafjes.
    • Draadbacteriën: verbonden tot draadvormige celgroepen, waarin de afzonderlijke bacteriën door een schede worden samengehouden, bijvoorbeeld ijzerbacteriën.
    • Straalzwammen, (Actinomyceten) vormen uit staafvormige onbeweeglijke cellen meestal straalvormige vertakkingen van zeer dunne lange draden.
    • L-vorm: deze bacteriën zijn niet (meer) in staat een deel van de celwand in voldoende mate te synthetiseren en missen hierdoor gedeeltelijk of compleet de celwand, bijvoorbeeld mycoplasma.

Vermenigvuldigen
Bacteriën planten zich voort door celdeling. De bacterie deelt zich in twee cellen zodanig dat de celinhoud van elke nieuwe cel of dochtercel dezelfde is als de moedercel. Er zijn bacteriesoorten die zich onder gunstige omstandigheden elke 20 minuten kunnen delen. Bij de celstofwisseling van bacteriën kunnen gifstoffen of toxines ontstaan die soms schadelijk kunnen zijn voor de mens; er treden dan ziektes op zoals cholera, pest, tetanus, etc…
De omstandigheden zijn niet altijd ideaal, maar bacteriën hebben veel verschillende strategiën om te overleven. Bij ongunstige omstandigheden kunnen sommige bacteriën endosporen vormen: een inwendig kapsel rond een deel van de celinhoud waarmee ze zelfs na tientallen jaren invriezen of een uur koken toch weten stand te houden. Bij gunstige omstandigheden kiemt uit de endospore een nieuwe bacterie. Veel ziekteverwekkende bacteriën kunnen dit niet. Een andere overlevingsstrategie bestaat eruit dat de hele bacterie zich inkapselt, we noemen dit een cyste. Zo kan de bacterie een kritieke periode overbruggen doordat hij zich tijdelijk in een rusttoestand bevindt.

Ziekteverwekkers
Vele soorten bacteriën zijn normaal in of op het menselijk lichaam aanwezig (commensaal); sommige zijn nooit problematisch, sommige zijn zelfs nuttig, andere kunnen bij ernstige verzwakking of onder speciale omstandigheden wel eens tot ziekteverschijnselen aanleiding geven (pathogeen), weer andere doen dat geregeld. Daarnaast zijn er veel bacteriën die normaal niet in of op de mens voorkomen en bij contact vaak of altijd tot ziekteverschijnselen leiden. Een groot probleem hiervan is dat bacteriën zich vaak ongemerkt kunnen verspreiden via bacillendragers die zelf geen last van de bacteriën hebben maar wel de bacterie uitscheidt via ontlasting, urine , bloed en speeksel.
Tegen ziekten die door bacteriën worden veroorzaakt kunnen meestal antibiotica worden gebruikt.
Voorbeelden van deze bacteriën of ziekten zijn:

  • blauwalg
  • botulisme
  • Legionella

Plantenziekten
Bacteriën kunnen ook plantenziekten veroorzaken. Bestrijding is eigenlijk niet mogelijk omdat antibiotica niet voorhanden zijn. De ziekten zijn vrij besmettelijk. Hygiënisch werken is de manier om verspreiding te voorkomen. Voorbeelden zijn:

  • bacterievuur
  • watermerkziekte
  • vetvlekkenziekte (boon)
  • bacteriekanker (Pseudomonas syringae) van pruim, perzik en kers
Koos Dirkse

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *